Van nature is elk paard scheef.
De een loopt liever linksom en de ander liever rechtsom en is dan meer links of meer rechts gebogen.
Er zit ook verschil (scheefheid) in kracht in het linker of rechter achterbeen, het ene is meer stuwend en het andere meer dragend.
Ze nemen vaak ook meer gewicht op één van de twee voorbenen.
En lopen ze van nature meer op de voorhand dan op de achterhand.
Als we op het paard gaan zitten, is het belangrijk om deze scheefheid te gaan corrigeren om blessures en rijkunstige problemen te voorkomen. Maar dat is nog niet zo gemakkelijk aangezien wij ook een sterke en een zwakkere kant hebben. Graag wil ik jullie wat vertellen over deze scheefheden. Welke scheefheden zijn er en hoe uit zich dat? Hoe merk je dat nou? En hoe los je dat op?
Laterale scheefheid
Hiermee wordt bedoeld dat het paard links of rechts gebogen is. Kort gezegd betekent dat dat de spieren van het paard aan de ene kant sterker en korter zijn en aan de andere kant langer en slapper. Bij een links gebogen paard zijn de spieren aan de linker kant kort en sterk en aan de andere kant lang en slap. Hij zal dus makkelijker linksom lopen omdat hij de spieren aan de buitenkant makkelijk kan verlengen en de binnenkant makkelijk kan verkorten. Rechtsom moet hij de korte kant kunnen verlengen en de lange kant moeten verkorten en dat kost veel moeite. Bij een rechts gebogen paard is dit juist andersom. Het is dus belangrijk dat het paard leert, door op een goede manier te oefenen, de slappe kant te versterken en de korte kant te verlengen.
Horizontale scheefheid
Van nature loopt het paard ca 3/5 op de voorhand en 2/5 op de achterhand. Dit heeft te maken met het hoofd en de hals die aan de voorkant zitten. Daarbij moet je je realiseren dat je als ruiter ook nog eens op die voorkant gaat zitten waardoor er nog meer belasting op de voorhand komt. En dat terwijl de voorbenen veel gevoeliger zijn voor blessures dan de achterbenen. De voorbenen zijn recht behalve schouder en kogel en schokken en gewicht worden voornamelijk opgevangen door de pezen. De achterbenen daarentegen hebben hoeken in alle gewrichten en grote sterke spieren waardoor je deze kan zien als een veer. Veel minder blessuregevoelig dus.
Scheefheid voorbenen
Het gewicht wordt nooit precies verdeeld over de twee voorbenen. Links of rechts wordt altijd meer belast. Vaak zie je dit ook terug in de vorm van de hoef. De stijvere kant is wat smaller en steiler en de slappere kant wat breder en platter.
Scheefheid achterbenen
Het ene achterbeen is meer stuwend (duwt het paard voorwaarts) en het andere is meer dragend (treedt makkelijker onder het zwaartepunt en duwt het paard opwaarts).
Diagonale scheefheid
Het stuwende achterbeen duwt het zwaartepunt naar de tegenoverliggende schouder/ voorbeen. Het paard valt dus over de binnen- of buitenschouder
Scheefheid voor-achter
De schouders van het paard zijn smaller dan de heupen. Als het paard langs de bakrand loopt en schouders en heupen zijn allebei even ver van de kant af, loopt het paard dus scheef.
Verticale scheefheid
Dit houdt in dat het paard niet verticaal ten opzichte van de grond loopt en gaat als het ware plat door de bocht. Zijn romp hangt niet in het midden tussen zijn voorbenen. Het ruitergewicht wordt naar binnen of naar buiten geplaatst (nog meer verstoring van de balans)
Onbalans van onder- en bovenlijn
Het paard drukt de rug naar beneden als de ruiter er op gaat zitten in plaats van deze op te bollen. Rugpijn is het gevolg. Een verkrampte rug en slappe buikspieren veroorzaken op langere termijn zelfs kissing spines.
Als een paard in de wei staat zijn deze scheefheden natuurlijk en geen probleem. Problemen ontstaan pas als wij er op gaan zitten. We verstoren de balans en dat kan zich op verschillende manieren uiten:
- Moeilijk links-of rechtom lopen
- Moeilijk om af te wenden
- Over de binnen- of buitenschouder vallen
- Niet nageeflijk zijn
- Niet willen halsstrekken
- Veel spanning/ stress tijdens het rijden
- Ongelijke aanleuning
- Hangen op de hand
- Teugelkreupel
- Ongelijke teugeldruk (vastpakken van het bit aan één kant)
- Moeite met afwenden
- Moeite met in de goede galop aanspringen of
- Overkruisd aanspringen
- Dribbelen of versnellen
- Flegmatiek zijn (niet willen lopen)
- De ruiter zakt scheef
- De ruiter kan niet doorzitten
- In telgang gaan in stap
- Niet vierkant halthouden
- Scheef achterwaarts gaan
- Taktfouten
- Korte passen
- Weinig schoudervrijheid
- Kissing spines
- Atrose
- Hoefkatrolproblemen
Daarbij komt dus nog dat wij als ruiter ook scheef zijn.
Het is dus van groot belang dat we gaan trainen om voor zowel paard als ruiter te streven naar zoveel mogelijk symmetrie in beweging. Hiermee voorkom je overbelasting en dus blessures. Ongeacht welke discipline en welk niveau paard en ruiter
Hoe dan?
Door het paard en de ruiter recht te gaan richten. Dit klinkt misschien moeilijk maar het is voor iedereen mogelijk om hiermee aan de slag te gaan. 100% recht worden is niet mogelijk maar je streeft naar zo recht mogelijk. De training moet gericht zijn op: slappe spieren krachtiger maken en verkorte spieren te verlengen. Gewicht te gaan laten verplaatsen van voorhand naar achterhand en door het paard te leren welke houding geschikt is om de ruiter efficiënt te dragen (oa aanspannen van de onderlijn) en hem hierin ook te trainen. De ruiter moet ook leren om symmetrisch te bewegen en zodoende niet de sterke of de stijvere kant te laten overheersen. Daarbij moet hij leren om in balans te zitten om het paard te helpen in balans te kunnen bewegen.
Het is belangrijk om hier altijd aandacht aan te besteden als je besluit OP het paard te gaan zitten. Het maakt dan niet uit welke discipline of welk niveau er wordt gereden.
Oefeningen die onder meer geschikt zijn om de kracht in de achterhand te verbeteren zijn:
- Schouderbinnenwaarts, hierbij treedt het binnen achterbeen onder de massa en moet meer kracht gebruiken om het gewicht te verplaatsen
- Travers, hierbij treedt het buiten achterbeen onder de massa en moet meer kracht gebruiken om het gewicht te verplaatsen
- Andere oefeningen zijn renvers, appuyement en pirouette
Belangrijk is dat het paard leert zijn hals in een voorwaarts, neerwaarts houding te brengen, stelling en lengtebuiging aan te nemen (vloeiend) zowel naar links als naar rechts. En het binnen achterbeen onder de massa leert plaatsen, het zgn. ‘ondertreden’. Paarden zijn heel erg goed in compenseren. Het is dus belangrijk om als trainer deze compensaties te leren herkennen en te corrigeren.
Ik vind het zelf fijn om dit aan de hand te oefenen omdat je dan goed kan zien welke bewegingen het paard maakt en omdat het paard kracht, souplesse en balans kan oefenen zonder verstoring van de ruiter op zijn rug. Als je bijvoorbeeld leert rolschaatsen is dat ook makkelijker als je begint met evenwichtsoefeningen zonder rolschaatsen, dan oefenen met rolschaatsen en uiteindelijk misschien eens met iemand op je rug.
De ruiter slaat zichzelf vaak over maar zou ook kracht, souplesse en balans moeten trainen zonder paard. Uiteindelijk moeten ruiter en paard natuurlijk ook samen trainen om ook samen naar symmetrie te kunnen streven.
Reactie plaatsen
Reacties